Dagboek: 28
februari 2013
We hebben ons weer
eens in de luren laten leggen door een roedel weermannen en weervrouwen.
Blijkbaar schenen ze bronstig geworden te zijn door de zogenaamd aanstormende
lente. Want zowel Erwin Kroll, Piet Paulusma en Peter Timofeeff als Marjon de
Hond, Helga van Leur, Willemijn Hoebert en Margot Ribberink, allemaal waren ze
stellig over hun blik in de glazen bol: vandaag zou de zon zich laten zien.
Mooi niet, dus. Na vijftig tinten grijs, vandaag de 51e grijstint.
Althans in het Limburgs-Teutoonse grensgebied. Laat op de avond kan ik op tv
zien dat ze daarentegen wel goed voor zichzelf gezorgd hebben, want boven de
grote rivieren scheen uitbundig de zon. De hele dag! Ik hoop dat de zeespiegel
snel een meter of tien stijgt!
Al voor negen uur
zit je daarom op je hardleren Lepper zadel. Je Koga knarsetandt, want was
liever nog een dag of wat op stal gebleven. Blijkt ook nog eens dat je
kilometerteller diep verzonken blijft in zijn winterslaap: batterij leeg. Dus
eerst een nieuwe batterij kopen, anders kun je je later op nog niet eens
verantwoorden voor de door jou afgelegde kilometers. Alles opnieuw installeren
lijkt te lukken, maar tot Blerick gebeurt er niks, en blijft de status quo
gehandhaafd. Na een korte stop en wat inwendige vloeken schiet de Sigma in zijn
oorspronkelijke werkstand. En geeft hij snelheid, tijd, afgelegde kilometers en
wat al niet aan.
We hadden ons zo’n
eerste trainingsrit na de winter (is die nu ECHT afgelopen?) anders
voorgesteld. Als je even pauzeert merk je dat je kouwe tenen hebt. En kouwe
vingertoppen, ondanks de handschoenen. Maar het verhindert allemaal niet dat de
gepasseerde dorpen zich aaneenrijgen: Venlo – Tegelen – Kaldenkirchen – Bracht
– Born – Brüggen – Belfeld – Tegelen – Blerick. Om een uur of drie terug op het
basisstation: Grubbenvorst. Frans is dan al voor de oversteek van de Maas, aan
de voet van de Zuiderbrug, afgezwenkt naar Tegelen.
Pauzes onderweg?
Eén echte om te eten. In een zompig parkje bij de Burg van Brüggen. Zit je daar
je boterhammen met gebakken ei weg te kanen, terwijl een kudden snauwerige
eenden om je heen hangt. Verder is het leeg in het parkje. De aanpalende
Biergarten is nog suïcidaal leeg, en even verderop zit een eenzame Duitse
Wanderer in een somber regenjack met rugzak. Die rugzak hangt erbij als een
lege varkensblaas. Geen camino-pelgrim, dat is wel zeker. De man zit zwijgend
voor zich uit te kijken. Alsof hij zojuist, na jarenlange treiterijen
harerzijds en stilzwijgen zijnerzijds, zijn Brunhilde verhangen heeft aan een
van de houten balken in de varkensstal.
Het is helder: de
vijftig tinten wintergrijs hebben een onmiskenbare invloed op mijn gedachten.
Want we zitten alweer op de fiets. Het Brachterwald. Ook daar is het
oorverdovend stil. Het volledige assortiment tanks en atoomkoppen is al jaren
geleden verplaatst naar meer strategisch gelegen plekken op de wereld. Om
vandaaruit het oprukkende moslimextremisme in bloed te smoren. Wat rest is een
kwartet lusteloze damherten die met tegenzin wat sprieten half rot gras staan
weg te knagen. Soms vliegt er een snuivende aasgier over. Of een Duitse condor.
Ik realiseer me, dat een doorgewinterd bioloog al snel mijn inferieure
ornithologische kennis bloot zou kunnen leggen. Uitgangspunt blijft natuurlijk
dat volgens mij alles wat vliegt vogel genoemd mag worden. Strontvliegen en
parachutespringers niet meegerekend, natuurlijk.
Even later
passeren we een Duitse bunker. De grootste openingen zijn inmiddels dichtgemetseld.
Ongetwijfeld een geheim massagraf dat direct na afloop van de Tweede
Wereldoorlog gevuld is met in blinde woede door Amerikaanse militairen
doodgeschoten uitgehongerde Duitse Wehrmachtsoldaten. Nu worden de tochtgaten nog
slechts gebruikt door vlerkerige vleermuizen die na eerst de lijken van de
Germaanse strijders tot de laatste druppel te hebben leeggezogen, er hun
wintervakantie doorbrengen, als betrof het een luxe resort in de Caraïben. Even
speel ik met de gedachte het dikke, gewapende beton te lijf te gaan, maar Frans
leidt mijn wraakzuchtige gedachten af door me een forse kelk Westmalle Tripel
in het vooruitzicht te stellen. Naar binnen te werken Am Weißen Stein, een
uitspanning pal op de grens.
Die Belgische
godendrank wordt naar binnen gewerkt als nectar. Een bijkomend voordeel is dat
ik mijn klamme rug tegen de warme radiator kan drukken. Mijn spieren halen
opgelucht adem: eindelijk wat warmte. De soepelheid stroomt weer terug het lijf
in. En met twee vingers in de neus leg ik de laatste 20 kilometers af naar
huis. Om na het warme bad – je hebt dan tijd om na te denken – de Belgische Saforelle
crème te bestellen. Een onontbeerlijk helend middel, dat op mijn eerste tocht
naar Santiago ervoor zorgde dat na een paar weken fietsen de in de Belgische Ardennen
opgelopen blaar op mijn reet weer dicht kon groeien. Bij het bestellen van de
tube (kostprijs € 6,49) via internet zie ik dat het goedje niet alleen
reetblaren weg kan toveren. Maar ook een probaat middel blijkt te zijn tegen
vaginale jeuk. Je weet maar nooit of het onderweg om die reden niet van pas
komt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten