Meesteres Sabine
is streng. Om zeven uur ontbijten betekent al om 6.15 uur het nest uit. Er is 1
badkamertje op de overloop, inclusief toilet. Daarvan moeten niet alleen Frans
en ik gebruik maken, maar ook onze Germaanse buurvrouwen van de Teutoonse
Wanderverein. Gezamenlijk douchen slaan ze resoluut af. Befehl ist befehl,
heeft de voormalige Führer hen geleerd. Het is behelpen maar het lukt. Het
inslapen kostte gisteravond nogal wat tijd. Het lukte niet echt. Blijkbaar
werkte de abrupte verplaatsing in tijd en ruimte nog na.
Na het inslaan van
wat ‘pains aux raisins’ bij een van de plaatselijke bakkers – die bij Zuharpeta
is vergeven van de matineuze wandelaars die allemaal brood willen, de oven kan
het niet bolwerken – rijden we richting de Col d’Osquich, op zo’n 28 kilometer
afstand. We krijgen de Basses Pyrénées voor de kiezen: een constante
opeenvolgen van klimmen en dalen. Mijn hoogste snelheid loopt op tot 55,5
km/uur. Het dal, de minimum snelheid, ik moet het bekennen, met het schaamrood
op de kaken, is slecht 5,5 km/uur. Het is regelmatig stoempen geblazen. Maar ik
houd oog op het magstrale landschap om me heen. Glooiende weilanden, die
behoorlijk de hoogte in lopen. Schapen. Schapen. En nog eens schapen, en
schapenkaas. Weinig wijnbouw. Het is bewolkt, broeierig, maar wel een graad of
21. Bijna naakt op de fiets (de Naked Bike Ride, dat nog net niet): alleen de
koersbroek en een dun neonkleurig gifgroen fietshempje, van Frans gekregen, die
het op zijn beurt geleend heeft bij zijn atletiekclub. De namen van de sponsors
prominent op mijn buik.
Terug naar de
realiteit. De Col d’Osquich is slechts 500 meter hoog, maar de klim bedraagt
5,5 kilometer. De stijgingspercentages variëren tussen kilometers van 5,5% tot
een stevige 8,5%. No Country For Old Men. Het zweet loopt me tappelings over
mijn kop, terwijl Frans me intervieuwt voor mijn videocamera. Kunnen Wolph en
de boys thuis eens ziet wat hun oude vader moet afzien en lijden.
Daarna gaat Frans
door met het determineren van de door hem onder zijn voorwiel vermorzelde
fauna. Zoals daar zijn een das, een vos, een egel en nog wat kleiner spul,
zoals hagedissen en pissebedden. Ondertussen cirkelen de gieren, sperwers,
buizerds, arenden en de regionale variant van de condor boven onze hoofden. Een
dood ter aarde 66-plusser, daar vreet je immers dagen van als gemiddelde
buizerd.
De terugweg is
uiteraard wat aangenamer,omdat het meer dalen is dan klimmen. Voordat we
Saint-Jean-Pied-de-Port inrijden doen we alvast boodschappen voor morgen: zoete
fruitdranken, pains au chocolat, bananen. Ja, als je morgen voor het echte werk
(de beklimming van de Col d’Ibañeta (1057 meter) niet al voor de Spaanse grens
in de bezemwagen wilt stappen, zul je moeten foerageren.
Al om half drie
zijn we retour bij Sabine, na bijna 60 kilometer fietsen: douche, bloggen, ik haal mijn ‘tampon’ op de
credencial in het pelgrimshuis, lees wat in de tuin van Zuharpeta in ‘Reizen
zonder John’ van Geert Mak. Een nieuw boek dient zich aan, zullen sommigen
suggereren: ‘Reizen met Frans’ misschien?
Ik stop, en doe alvast de aankondiging dat het niet elke keer feest (=
uitvoerig) in dit blog zal zijn. Vandaag nog ruim de tijd, morgenavond aan het
infuus.
De proloog zit er op, en de kop is er dus echt af! Succes de komende dagen, het echte klimwerk gaat nu echt beginnen....
BeantwoordenVerwijderenRaymond
Wat staat er vanavond op het menu? Gegrilde vos op een (pisse)bedje van hagedissen? Met een lekkere Das erbij voor de echte buizerds?
BeantwoordenVerwijderenNaja, trap ze morgen!
Lucien
Wens jullie moed en uithoudingsvermogen om alle ontberingen te doorstaan, veel devotie en redelijk goed weer, de blik op oneindig....
BeantwoordenVerwijderenWim K.