Zware dag: regen en een koude wind blazen over de Pyreneeën
Om 8 uur
vertrokken, een snikkende Sabine achter ons latend. Nog geen honderd meter
gefietst, aan het begin van de D933 – de weg begint al omhoog te lopen – gilt
Frans achter me dat zijn ketting eraf gelopen is. Van het kleinste voorblad
geschoten zit ie muurvast. Maar met mijn schroevendraaier is de reparatie snel
uitgevoerd. Consequentie is wel dat Frans zich nagenoeg de hele dag op het
kleine voorblad te fietsen. Komt toevallig goed uit, omdat het grootste
gedeelte van de dag geklommen moet worden.
Bij vertrek ziet
het er zonnig uit. Nauwelijks wind en een aangename temperatuur. Dat belooft
wat voor de rest van de dag. Al na een kilometer of zes fietsen we de Spaanse
provincie Navarra in. Bij een stop aan de grens raken we nog even aan de praat
met Alfonso die wel een foto van ons wil maken. Niet veel later begint het
echte klimwerk. Eerst bij Arnéguy een steil stuk. Bij Valcarlos loopt het
hellingspercentage op tot 9%. Frans gaat er vandoor. En ik klim (of sleur mijn fiets) in mijn eigen tempo naar
boven. Dreigende wolken pakken zich ondertussen samen in de verte. Het belooft
niet veel goeds. Ook steekt er een wind op, en beginnen de eerste druppels te
vallen. Met al die haarspeldbochten in het vooruitzicht en een nat wegdek is
het allemaal goed opletten.
Ruim voor de top
van de Col d’Ibañeta (1057 m.) begint het echt fors te regenen en wordt de wind
venijnig koud. Ik heb inmiddels mijn fleecevest onder mijn AGU-fietsjack
aangetrokken, en ook nog eens mijn lange broek. Maar de kou verdrijf ik er niet
mee.
Drie kwartier na
Frans bereik ik de top. Maar ik heb ondertussen wel nog wat foto’s en filmpjes
gemaakt. En ook nog een fietser uit Leeuwarden bemoedigend toegesproken. Want
hij loopt de berg op, zijn fiets naar boven duwend. We zullen hem de volgende
ochtend nog treffen in het hotel in Pamplona.
De kapel op de col
is dicht, zodat je ook nog eens niet binnen kunt zitten om je brood weg te
werken. Onder de overtekende dakrand dan maar, en zoveel mogelijk uit de wind.
Maar de regen weet je nog wel te vinden. Ik begin het koud te krijgen.
Stervenskoud. Het zweet over heel mijn lijf is nu wel afgekoeld en begint koud
aan te voelen. Ik begin er gewoon van te shaken. Mijn vingers trillen, en ik
kan het niet stoppen. De koude rillengen zetten zich door over de rest van mijn
lijf. Dit is gen pretje meer. Ik stel
Frans daarom voor om twee kilometer ver te rijden naar Roncesvalles. In La
Posada is het warm, herinner ik mij van drie jaar geleden. Maar in de scherpe
haarspeldbochten naar beneden is het oppassen geblazen. Het wegdek is nat en
glibberig en als je een rare beweging maakt ga je gegarandeerd onderuit.
In de bar van La
Posada brandt het haardvuur. De donkerbruine kamer loopt vol met lekkende
pelgrims. Een berg rugzakken links naast de ingang. We raken aan de praat met
een paar van die aangespoelde drenkelingen.
Warme koffie en
een plek bij de haard. Maar het trillen van mijn lijf gaat nog wel en tijd
door. Uiteindelijk lukt het om alles weer in bedwang te krijgen. Ik zit weer op
de normale temperatuur. En route, dus. Het lijkt iets droger te gaan worden,
maar dat is optisch bedrog. Het regnt zacter, maar bij de afdalingen kletst het
water weer als een natte dweil in je gezicht. Voordat we in Pamplona arriveren
zijn er nog twee stevige cols te beklimmen. Een van 922 meter, en aan andere
van 801 meter, de Puerto de Erro, een gemene kuitenbijter. Daarna is het 25
kilometer uitbollen naar Pamplona, en ligt de snelheid met gemak boven 25
km/uur.
Pamplona is een
grote stad. Dus het wordt een stuk drukker. De door Sweerman aangegeven route
leidt voor een deel noordelijk naar de stad toe om daarna af te dalen naar het
centrum. Maar de aangegeven route blijkt geblokkeerd. Toch door de afzetting,
burgerlijke ongehoorzaamheid die oogluikend wordt toegestaan door Sint Jacob.
Maar de straf is er ook, want de reden van de afzetting is een gigantische
aardverschuiving van klei, gele natte klei in dit geval. De fietsen en tassen
zien eruit alsof je in een cementmolen gezeten hebben. En ook de fietsbroeken
krijgen een flinke veeg uit de kleipan. De gedroogde blubber zal ik pas een dag
later van de fiets peuteren.
Het
vinden van een hotel kost even moeite. Het viersterrenhotel La Perla valt al
snel af. De goedkoopste kamerprijs bedraagt 159 euri. Die waar Ernest Hemingway
(een verwoed liefhebber van het stierenvechten, en daar weten ze in Pamplona
alles van) geslapen heeft, kost het dubbele. Als arme pelgrim moet ik passen.
Hostal Castillo de
Javier wordt het, midden in het centrum, in de Calle San Nicolas. Er wordt
verbouwd. Een paar zwartharige jonge Spaansen staan voor de ingang. Ik spreek
ze aan, en een ervan blijkt alles te zeggen te hebben over het hotel. Er is een
kamer vrij. En de fietsen kunnen beneden en binnen blijven staan tussen de
chaos en het stof van de verbouwing. Die staan in ieder geval droog. Even
verfrissen, de klamme spullen uit en snel de stad in. Een prachtige stad,
levendig en van een crisis en een werkloosheid van 27% is ogenschijnlijk niks
te merken. We lopen naar het Plaza San Francisco, de zon schijnt inmiddels
zelfs. En met wat omtrekkende bewegingen lopn we het Plaza del Castillo op, een
zonovergoten plein waar inmiddels de dagelijkse paseo is losgebarsten. Spelende
kinderen en de toezichthoudende ouders en oudjes op de zitbanken rondom. Spanje
zoals het overal in Spanje is. We zullen er ’s avonds ook eten. Buiten op een
van de vele terrassen. Met eerst 1 rioja vooraf. Nee 2. Tijd om terug te gaan
naar het hotel. In de Calle San Nicolas barsten de tapsbars zowat uit hun
voegen. Elke dag feest hier.
Nog geen week onderweg en dan al zoveel afzien... wordt nog wat:)
BeantwoordenVerwijderen