vrijdag 10 mei 2013

DAG 3, 8 MEI: van Saint-Jean-Pied-de-Port naar Pamplona, 76,80 km


Zware dag: regen en een koude wind blazen over de Pyreneeën

Om 8 uur vertrokken, een snikkende Sabine achter ons latend. Nog geen honderd meter gefietst, aan het begin van de D933 – de weg begint al omhoog te lopen – gilt Frans achter me dat zijn ketting eraf gelopen is. Van het kleinste voorblad geschoten zit ie muurvast. Maar met mijn schroevendraaier is de reparatie snel uitgevoerd. Consequentie is wel dat Frans zich nagenoeg de hele dag op het kleine voorblad te fietsen. Komt toevallig goed uit, omdat het grootste gedeelte van de dag geklommen moet worden.

Bij vertrek ziet het er zonnig uit. Nauwelijks wind en een aangename temperatuur. Dat belooft wat voor de rest van de dag. Al na een kilometer of zes fietsen we de Spaanse provincie Navarra in. Bij een stop aan de grens raken we nog even aan de praat met Alfonso die wel een foto van ons wil maken. Niet veel later begint het echte klimwerk. Eerst bij Arnéguy een steil stuk. Bij Valcarlos loopt het hellingspercentage op tot 9%. Frans gaat er vandoor. En ik klim (of  sleur mijn fiets) in mijn eigen tempo naar boven. Dreigende wolken pakken zich ondertussen samen in de verte. Het belooft niet veel goeds. Ook steekt er een wind op, en beginnen de eerste druppels te vallen. Met al die haarspeldbochten in het vooruitzicht en een nat wegdek is het allemaal goed opletten.
Ruim voor de top van de Col d’Ibañeta (1057 m.) begint het echt fors te regenen en wordt de wind venijnig koud. Ik heb inmiddels mijn fleecevest onder mijn AGU-fietsjack aangetrokken, en ook nog eens mijn lange broek. Maar de kou verdrijf ik er niet mee.

Drie kwartier na Frans bereik ik de top. Maar ik heb ondertussen wel nog wat foto’s en filmpjes gemaakt. En ook nog een fietser uit Leeuwarden bemoedigend toegesproken. Want hij loopt de berg op, zijn fiets naar boven duwend. We zullen hem de volgende ochtend nog treffen in het hotel in Pamplona.

De kapel op de col is dicht, zodat je ook nog eens niet binnen kunt zitten om je brood weg te werken. Onder de overtekende dakrand dan maar, en zoveel mogelijk uit de wind. Maar de regen weet je nog wel te vinden. Ik begin het koud te krijgen. Stervenskoud. Het zweet over heel mijn lijf is nu wel afgekoeld en begint koud aan te voelen. Ik begin er gewoon van te shaken. Mijn vingers trillen, en ik kan het niet stoppen. De koude rillengen zetten zich door over de rest van mijn lijf. Dit is  gen pretje meer. Ik stel Frans daarom voor om twee kilometer ver te rijden naar Roncesvalles. In La Posada is het warm, herinner ik mij van drie jaar geleden. Maar in de scherpe haarspeldbochten naar beneden is het oppassen geblazen. Het wegdek is nat en glibberig en als je een rare beweging maakt ga je gegarandeerd onderuit.

In de bar van La Posada brandt het haardvuur. De donkerbruine kamer loopt vol met lekkende pelgrims. Een berg rugzakken links naast de ingang. We raken aan de praat met een paar van die aangespoelde drenkelingen.
Warme koffie en een plek bij de haard. Maar het trillen van mijn lijf gaat nog wel en tijd door. Uiteindelijk lukt het om alles weer in bedwang te krijgen. Ik zit weer op de normale temperatuur. En route, dus. Het lijkt iets droger te gaan worden, maar dat is optisch bedrog. Het regnt zacter, maar bij de afdalingen kletst het water weer als een natte dweil in je gezicht. Voordat we in Pamplona arriveren zijn er nog twee stevige cols te beklimmen. Een van 922 meter, en aan andere van 801 meter, de Puerto de Erro, een gemene kuitenbijter. Daarna is het 25 kilometer uitbollen naar Pamplona, en ligt de snelheid met gemak boven 25 km/uur.

Pamplona is een grote stad. Dus het wordt een stuk drukker. De door Sweerman aangegeven route leidt voor een deel noordelijk naar de stad toe om daarna af te dalen naar het centrum. Maar de aangegeven route blijkt geblokkeerd. Toch door de afzetting, burgerlijke ongehoorzaamheid die oogluikend wordt toegestaan door Sint Jacob. Maar de straf is er ook, want de reden van de afzetting is een gigantische aardverschuiving van klei, gele natte klei in dit geval. De fietsen en tassen zien eruit alsof je in een cementmolen gezeten hebben. En ook de fietsbroeken krijgen een flinke veeg uit de kleipan. De gedroogde blubber zal ik pas een dag later van de fiets peuteren. 
Het vinden van een hotel kost even moeite. Het viersterrenhotel La Perla valt al snel af. De goedkoopste kamerprijs bedraagt 159 euri. Die waar Ernest Hemingway (een verwoed liefhebber van het stierenvechten, en daar weten ze in Pamplona alles van) geslapen heeft, kost het dubbele. Als arme pelgrim moet ik passen.
 

Hostal Castillo de Javier wordt het, midden in het centrum, in de Calle San Nicolas. Er wordt verbouwd. Een paar zwartharige jonge Spaansen staan voor de ingang. Ik spreek ze aan, en een ervan blijkt alles te zeggen te hebben over het hotel. Er is een kamer vrij. En de fietsen kunnen beneden en binnen blijven staan tussen de chaos en het stof van de verbouwing. Die staan in ieder geval droog. Even verfrissen, de klamme spullen uit en snel de stad in. Een prachtige stad, levendig en van een crisis en een werkloosheid van 27% is ogenschijnlijk niks te merken. We lopen naar het Plaza San Francisco, de zon schijnt inmiddels zelfs. En met wat omtrekkende bewegingen lopn we het Plaza del Castillo op, een zonovergoten plein waar inmiddels de dagelijkse paseo is losgebarsten. Spelende kinderen en de toezichthoudende ouders en oudjes op de zitbanken rondom. Spanje zoals het overal in Spanje is. We zullen er ’s avonds ook eten. Buiten op een van de vele terrassen. Met eerst 1 rioja vooraf. Nee 2. Tijd om terug te gaan naar het hotel. In de Calle San Nicolas barsten de tapsbars zowat uit hun voegen. Elke dag feest hier.

1 opmerking:

  1. Nog geen week onderweg en dan al zoveel afzien... wordt nog wat:)

    BeantwoordenVerwijderen