DAG 12, 1 mei
2013, van El Ganso naar Molinaseca, 34,80 km
Een gewaarschuwd
man telt voor twee, zegt het spreekwoord. We waren dus eigenlijk met zijn
vieren vanmorgen, Frans en ik. Als ik mijn fiets door de woonkamer van Albergue
Gabino de straat op rijd, zie ik in de fietsrichting hoge bergen met sneeuw.
Dat belooft wat.
Het schrale
ontbijt (een paar sneden witbrood met jam) met slappe koffie (ik moet bekennen
dat ik hem zelf gezet heb) is geen krachtvoer voor iemand die geacht wordt in
de loop van de ochtend naar het hoogste punt van de camino te fietsen. Immers,
Cruz de Ferro wacht ons op, op een hoogte van 1505 meter. We smeren een paar
extra boterhammen voor onderweg. De door Frans vanuit Tegelen meegenomen pot
pindakaas kan zo nog zijn diensten bewijzen.
Aanvankelijk ziet
het er allemaal nog sprookjesachtig uit in de verte. De sneeuw lacht ons,
glimmend in de flauwe ochtendzon – we vertrekken vanmorgen om kwart over acht!
– nog tegemoet. Het landschap om ons heen biedt een steeds schaarser en
armetieriger aanblik. Dopheide en door korstmossen aangevreten ielige
steeneiken, dat is het wel zo’n beetje. Maar echt oog heb ik er niet voor: er
moet immers geklommen worden. Bijna 15 kilometer naar de top, bij Cruz de
Ferro.
Geleidelijk aan
zijn er sneeuwresten in de bermen te zien. Niks aan de hand nog. Maar hoger
klimmend, worden de witte massa’s om ons heen imposanter. En wordt het
uiteraard kouder. Ook begint er in de verte een grijzige mist op te doemen.
Slechte voortekenen? Het klimmen valt niet mee op deze vroege ochtend. Bovendien
is het maar een paar graden boven nul. Een enkele keer, als het
stijgingspercentage tot 10% oploopt, moet ik de fiets af. Lopen. Geen schande.
Frans loopt ook. En het kwartet Italianen is al eerder afgestapt. Ik fiets ze
virtueel fluitend voorbij. Nog een geluk dat het beduidend minder hard waait
dan de afgelopen dagen.
De stuifsneeuw
verandert in een substantiële laag wit spul. En die substantiële laag sneeuw
wordt alleen maar dikker. Gelukkig is de weg nog net sneeuwvrij. Bij Foncebadón
– er naartoe klimmen tot 10% stijging - wordt het tijd voor koffie. De kou
begint gemeen aan te voelen. In een klein restaurantje werk ik twee warme
americanos naar binnen. Frans zwelgt in zijn groene thee. Buiten ligt er
inmiddels een pak verse sneeuw van tussen de tien en vijftien centimeter. Tot
overmaat van ramp is het al een paar kilometer voor deze halteplek licht gaan
sneeuwen. Het cafeetje zit dan ook al snel vol met gestrande caminogangers.
Even de warmte van de percolator achter de bar.
Als ik weer op de
fiets wil stappen is de plastic zak die ik over het lederen zadel getrokken had
weggewaaid. Nat zadel dus. Bovendien constateer ik dat ik onderweg een van de
bidons ben kwijtgeraakt. Klote, natuurlijk. Misschien niet voor vandaag, maar
wel als er weer warmere tijden aanbreken. Maar die lijken op dit ogenblik
lichtjaren ver weg.
Eenmaal weer op de
fiets, het is nog een dikke twee kilometer klimmen naar de top, begint het
harder te sneeuwen. Gelukkig heb ik nu mijn AGU-windjack erbij aangetrokken.
Maar mijn broek is al snel zeiknat, en ik voel dat mijn sokken doorweekt raken.
Een snerpende kou trekt mijn vel en botten in. Ik vervloek Santiago als was het
een moderne witte-boorden-crimineel. Dat hij dit een nederige oude man aan wil
doen. Vroeger was ik een aantal jaren op weg bisschop te worden, totdat
vrouwenvlees roet in het eten gooide. Zou dit dan toch de ultieme straf zijn
voor mijn voortijdige uittreding uit de klerikale hiërarchie?
Drie jaar geleden
was het hoge ijzeren kruis van Cruz de Ferro al van kilometers afstand te zien.
Afgetekend tegen een strakblauwe lucht. Nu krijg ik de lange houten paal met
kruis pas een honderdtal meter vooraf te zien. Nauwelijks te zien eigenlijk,
vanwege sneeuw en mist. Frans is er al. Zomaar voorbij rijden doe je niet. Dus
een stop op dit markante punt op de camino. Ik laat mijn zeven stenen (voor
Wolph, Maurice, Raymond, Lucien, Karlijn, een reserve, en ook nog een voor
mezelf, in een decimeter sneeuw zakken, vlakbij het punt waar de paal zich de
grond in boort. En maak er zelfs een video-opname van. Frans voert dezelfde bezwerende
handelingen uit, maar bewaart zijn kruit (stenen) ook nog voor een deel voor
Santiago zelf.
Natuurlijk op de
foto. Onderweg, een paar kilometer eerder, hebben we onszelf ook op video
vastgelegd. Ploeterend in een infernaal Arctisch landschap. Je kunt maar niet
genoeg bewijsmateriaal overleggen bij thuiskomst. Want niemand gelooft je als
je met dit soort stoere verhalen komt aanzetten.
Dan de eerste
korte afdaling. Een straffe Gods, van de baas zelf dus. En vervolgens weer
opnieuw in de beugels: een klim naar Majarin (1450 m.). Drie kilometers klimmen
van 10 tot 12 procent. De blizzard slaat duizenden spijkers je gezicht in.
Regelmatig moet ik van de fiets om mijn brillenglazen schoon te poetsen. Ik
probeer het zelfs even zonder bril. Maar dat is nog erger. Bovendien is het
wegdek zo glad als een paling die met snot is ingesmeerd. Handen aan beide
remmen. Snelheid maken komt hier neer op de doodstraf. Soms moet je om de
koboldwandelaars heen laveren, want die hebben massaal hun ‘trail’ verlaten
(immers: spekglad, en besneeuwd), en lopen nu dus ook over het asfalt.
Vooral in de
haarspeldbochten is het oppassen geblazen. Voordat je het weet lig je onder een
laag sneeuw tussen de kerstdennen, maar dan tientallen meters naar beneden.
Opnieuw klimmen, naar de Irago-pas op 1150 meter.
In de afdaling
raak ik Frans kwijt. We hebben weliswaar afgesproken bij binnenkomst van enig
volgend dorp op elkaar te wachten, maar dat is in Acebo (na een kilometer of
wat afdalen) niet het geval. Er staan in de hoofdstraat tientallen pelgrims de
sneeuw en het ijs van zich af te schudden, en er staan metershoge stapels
rugzakken tegen de gevels. Maar van Frans geen spoor. Ik weet dat de accu van
zijn mobiel bijna op is, en ondanks mijn bellen, krijg ik geen gehoor.
Verder dus maar
weer. Opnieuw de blizzard in. Opnieuw de geseling ondergaan van die duizenden
ijzige kopspijkertjes in je snuit. Ik ben nu helemaal doorweekt en zit zowat te
rillen op mijn zadel. Ondertussen als een gek in de remmen knijpend. Het
sneeuwen is niet afgenomen. Nee: het is harder gaan sneeuwen.
Pas in Molinaseca -
op 600 meter - stop ik weer. Probeer opnieuw Frans te bellen, maar zie dat ook
hij tijdens mijn afdaling een paar keer geprobeerd heeft me te bereiken. Er
wordt opgenomen. Frans zit over de stenen brug heen in het eerste het beste
restaurant van Molinaseca van zijn groene, gele, rode of pimpelpaarse thee te
genieten. Even de afspraken fine-tunen. Als milde straf zal hem morgen een
rotsblok van een kilo of tien op zijn bagagedrager binden. Een Sysiphusarbeid
die minstens tot de Cebreiro-pas zal moeten voortduren om aan het hellevuur te
ontkomen. Maar Frans heeft ongetwijfeld voor hetere vuren gestaan.
Ik stel voor niet
verder te fietsen vandaag. Dit is gekkenwerk. Bij ons allebei is de
lichaamstemperatuur zowat tot koelkasttemperatuur gedaald. We zijn het daarom
snel met elkaar eens: onderdak in Molinaseca zoeken. Helaas is het hostal waar
Frans is binnen gedoken al vol. Ik ga op zoek.
En vond al snel,
met de hulp van allervriendelijkste Spanjaarden, een adres aan het einde van de
hoofdstraat. Een zogenaamd casa rural, in der Calle Real. Rustiek, maar zeer
aangenaam en authentiek ingericht. Een grote ontvangstkamer, waarvan de vloer
geplaveid is met de ronde stenen die je hier in deze streek overal aantreft. De
fietsen kunnen dus de woonkamer in. De prijs: 40 euri, inclusief ontbijt.
Daarvoor krijg je dan een grote kamer (met zelfs 3 bedden – dit derde bed
zullen we naar omstandigheden vullen). Uitpakken en een warme douche, en de
natte kleding proberen te drogen. De leren schoenen zullen opnieuw het grootste
probleem zijn.
Honger. Want de
kou en het energieverlies van de beklimming beginnen hun tol te eisen. Een menu
del día voor 8!!! Euri. Hoe kan het bestaan? Een groot bord smakelijke ´setas´,
paddenstoelen, daarna friet met twee gebakken eieren, en tarte de la casa na.
Terwijl we daar aan tafel zitten duiken daar ineens Emmy en Ton Schots uit Uden
op. Met hun fietsen de brug over lopend. We hebben zo al twee keer eerder op de
route ontmoet. Frans draait het raam open en zwaait ze tegemoet. Even later
zitten ze aan een tafeltje naast ons ook van een voedzame maaltijd te genieten.
En wisselen we ervaringen uit. En de
ellende van het polaire klimaat dat Noord Spanje al een aantal dagen in een
wurggreep heeft.
Mijn schoenen
droog ik omgekeerd op de verwarming in de badkamer. Aanvankelijk is het weer
ineens redelijk (althans niet Arctisch), maar rond een uur of vier valt de
regen met bakken uit de lucht. Je moet er niet aan denken dat nu als een
wezenloze op weer nieuwe helling aan het stoempen was.
Terwijl we ’s
avonds voor de tweede maal aanschuiven in restaurante Puente Romano, en al aan
het voorgerecht toe zijn (opnieuw een bord smakelijke ‘setas’; we eten in het
cafégedeelte deze keer) schuift de zaak langzaam met dorpelingen. Ze pakken een
stoel en nestelen zich voor de grote tv om te gaan kijken naar de
voetbalwedstrijd Atletico Madrid tegen Real Madrid voor de Copa del Rey. De
Spaanse Cupfinale, dus. De Madrileense volksclub tegen het Koninklijke,
elitaire en schandelijke rijke Real. De Spaanse koning (bekend van zijn
Afrikaanse en/of overspelige jachtpartijen) schudt handjes.
Als de wedstrijd
begint zit niet alleen het café, maar ook nog eens het restaurantgedeelte vol
met enthousiast reagerende autochtonen. Complete families. Tapas worden
aangesleept. Droefheid als Ronaldo Real op voorsprong zet. Maar het publiek
juicht als Atletico vlak voor rust gelijk maakt.
In de rust nokken
we af. Want een eenvoudige pelgrim moet op tijd het nest in. Morgen wacht weer
een enerverende etappe. En regen, uiteraard.
Ongelooflijk, wat een toestanden. Je wordt koud tot op het bot. Maar alle respect voor jullie doorzettingsvermogen. Mijn ervaring, zeiknat (om in Brabantse sferen te blijven) door veel regen en bij acht graden zocht ik mijn heil in een kroeg in El Acebo en later in Molinaseca. Maar jullie ervaringen zijn nog een graadje erger. Meld het bij het Guiness book of records.
BeantwoordenVerwijderenEen wit voetje halen bij Sint Jacob moet dan nu wel lukken.. Wel geweldige foto's! Het lijkt eerder op een beklimming van de Mount Everest dan fietsen in Spanje. Maarja, avontuur is het natuurlijk wel. Maar hopelijk komt er spoedig beter weer voor jullie! Het eten klinkt wel iedere keer heerlijk. Knap dat jullie zo doorzetten. Het gaat jullie lukken!
BeantwoordenVerwijderenLucien
Wat een ontberingen! Dan hebben wij het qua weer in NL zo slecht nog niet.
BeantwoordenVerwijderenHeel veel succes verder.
De buurtjes, Idis en Joost.