zaterdag 2 maart 2013

EENENVIJFTIG TINTEN GRIJS MET VAGINALE JEUK


Dagboek: 28 februari 2013

We hebben ons weer eens in de luren laten leggen door een roedel weermannen en weervrouwen. Blijkbaar schenen ze bronstig geworden te zijn door de zogenaamd aanstormende lente. Want zowel Erwin Kroll, Piet Paulusma en Peter Timofeeff als Marjon de Hond, Helga van Leur, Willemijn Hoebert en Margot Ribberink, allemaal waren ze stellig over hun blik in de glazen bol: vandaag zou de zon zich laten zien. Mooi niet, dus. Na vijftig tinten grijs, vandaag de 51e grijstint. Althans in het Limburgs-Teutoonse grensgebied. Laat op de avond kan ik op tv zien dat ze daarentegen wel goed voor zichzelf gezorgd hebben, want boven de grote rivieren scheen uitbundig de zon. De hele dag! Ik hoop dat de zeespiegel snel een meter of tien stijgt!

Al voor negen uur zit je daarom op je hardleren Lepper zadel. Je Koga knarsetandt, want was liever nog een dag of wat op stal gebleven. Blijkt ook nog eens dat je kilometerteller diep verzonken blijft in zijn winterslaap: batterij leeg. Dus eerst een nieuwe batterij kopen, anders kun je je later op nog niet eens verantwoorden voor de door jou afgelegde kilometers. Alles opnieuw installeren lijkt te lukken, maar tot Blerick gebeurt er niks, en blijft de status quo gehandhaafd. Na een korte stop en wat inwendige vloeken schiet de Sigma in zijn oorspronkelijke werkstand. En geeft hij snelheid, tijd, afgelegde kilometers en wat al niet aan.
 

We hadden ons zo’n eerste trainingsrit na de winter (is die nu ECHT afgelopen?) anders voorgesteld. Als je even pauzeert merk je dat je kouwe tenen hebt. En kouwe vingertoppen, ondanks de handschoenen. Maar het verhindert allemaal niet dat de gepasseerde dorpen zich aaneenrijgen: Venlo – Tegelen – Kaldenkirchen – Bracht – Born – Brüggen – Belfeld – Tegelen – Blerick. Om een uur of drie terug op het basisstation: Grubbenvorst. Frans is dan al voor de oversteek van de Maas, aan de voet van de Zuiderbrug, afgezwenkt naar Tegelen.
 

Pauzes onderweg? Eén echte om te eten. In een zompig parkje bij de Burg van Brüggen. Zit je daar je boterhammen met gebakken ei weg te kanen, terwijl een kudden snauwerige eenden om je heen hangt. Verder is het leeg in het parkje. De aanpalende Biergarten is nog suïcidaal leeg, en even verderop zit een eenzame Duitse Wanderer in een somber regenjack met rugzak. Die rugzak hangt erbij als een lege varkensblaas. Geen camino-pelgrim, dat is wel zeker. De man zit zwijgend voor zich uit te kijken. Alsof hij zojuist, na jarenlange treiterijen harerzijds en stilzwijgen zijnerzijds, zijn Brunhilde verhangen heeft aan een van de houten balken in de varkensstal.

Het is helder: de vijftig tinten wintergrijs hebben een onmiskenbare invloed op mijn gedachten. Want we zitten alweer op de fiets. Het Brachterwald. Ook daar is het oorverdovend stil. Het volledige assortiment tanks en atoomkoppen is al jaren geleden verplaatst naar meer strategisch gelegen plekken op de wereld. Om vandaaruit het oprukkende moslimextremisme in bloed te smoren. Wat rest is een kwartet lusteloze damherten die met tegenzin wat sprieten half rot gras staan weg te knagen. Soms vliegt er een snuivende aasgier over. Of een Duitse condor. Ik realiseer me, dat een doorgewinterd bioloog al snel mijn inferieure ornithologische kennis bloot zou kunnen leggen. Uitgangspunt blijft natuurlijk dat volgens mij alles wat vliegt vogel genoemd mag worden. Strontvliegen en parachutespringers niet meegerekend, natuurlijk.

Even later passeren we een Duitse bunker. De grootste openingen zijn inmiddels dichtgemetseld. Ongetwijfeld een geheim massagraf dat direct na afloop van de Tweede Wereldoorlog gevuld is met in blinde woede door Amerikaanse militairen doodgeschoten uitgehongerde Duitse Wehrmachtsoldaten. Nu worden de tochtgaten nog slechts gebruikt door vlerkerige vleermuizen die na eerst de lijken van de Germaanse strijders tot de laatste druppel te hebben leeggezogen, er hun wintervakantie doorbrengen, als betrof het een luxe resort in de Caraïben. Even speel ik met de gedachte het dikke, gewapende beton te lijf te gaan, maar Frans leidt mijn wraakzuchtige gedachten af door me een forse kelk Westmalle Tripel in het vooruitzicht te stellen. Naar binnen te werken Am Weißen Stein, een uitspanning pal op de grens.

Die Belgische godendrank wordt naar binnen gewerkt als nectar. Een bijkomend voordeel is dat ik mijn klamme rug tegen de warme radiator kan drukken. Mijn spieren halen opgelucht adem: eindelijk wat warmte. De soepelheid stroomt weer terug het lijf in. En met twee vingers in de neus leg ik de laatste 20 kilometers af naar huis. Om na het warme bad – je hebt dan tijd om na te denken – de Belgische Saforelle crème te bestellen. Een onontbeerlijk helend middel, dat op mijn eerste tocht naar Santiago ervoor zorgde dat na een paar weken fietsen de in de Belgische Ardennen opgelopen blaar op mijn reet weer dicht kon groeien. Bij het bestellen van de tube (kostprijs € 6,49) via internet zie ik dat het goedje niet alleen reetblaren weg kan toveren. Maar ook een probaat middel blijkt te zijn tegen vaginale jeuk. Je weet maar nooit of het onderweg om die reden niet van pas komt.
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten