woensdag 5 december 2012

KAFFEEKUNST: het gaat in je kouwe kleren zitten


Grenzenloos fietsen op 29 november 2012

Als de uitspraak niet zo beladen was (want gedaan door een Oostenrijkse schilder die het later onverwacht zou schoppen tot Führer van het Derde Rijk) zou die kunnen gelden voor de trainingsrit van onze herfsttour in het Bataafs-Germaanse grensgebied:
"Der deutsche Junge muss schlank und rank sein, flink wie ein Windhund, zäh wie Leder und hart wie Kruppstahl. Er muss lernen, Entbehrungen auf sich zu nehmen, Tadel und Unrecht zu ertragen, zuverlässig, verschwiegen, gehorsam und treu zu sein. ..."
En wat voor de toenmalige Duitse jeugd gold, moet ook voor twee krasse knarren van 66 gelden. Ondanks de bijna arctische weersomstandigheden (het is 2 graden als ik om 09.15 uur vanuit Grubbenvorst vertrek) toch de Koga op. Ik tref Frans, zoals afgesproken, bij het viaduct aan het Koninginneplein in Venlo. Sterker nog we komen er op hetzelfde moment aanfietsen: hij vanuit richting Tegelen, ik van over de Maasbrug. Een Le Mans start op deze grijze morgen. Frans heeft zich gehuld in een dikke winterjas (mocht de Berezina bevroren zijn of de Slag bij Leningrad wat langer duren: altijd handig) en op zijn hoofd in plaats van de Stahlhelm een béret basque.

De route gaat vervolgens via de Venloer Heide, bei militärischen Übungen gespertt (geldt dat nog steeds? Het staat wel op de Radwandern im Kreis Kleve kaart vermeld!), de Poelvennsee, langs het Alter Nordkanal naar Herongen. Daar krijgen we door de Kühne fabrieken (augurken en zo) een azijninjectie in de neusgaten gespoten, waardoor het fietsen naar Straelen via de ehemalige napoleontische Schleuse ineens, ondanks een koude wind schuin tegen, niet echt slecht gaat.
Gelukkig zijn de koffie-etablissementen rond het middaguur al geopend. Het wordt Café Kaffeekunst, das etwas andere Café. Want: Künstler aus der Region stellen aus. Alle drei Monate wechselt die Ausstellung. Es ist erwünscht, dass der Gast durch das Café geht und die Kunst auf sich wirken lässt. Doch: eerst warme koffie. Frans kolenzwarte thee.

Om me heen kijkend zie ik alleen maar dames van meer dan middelbare leeftijd. Heinrich werkt zich de hele dag het schompes, en moeder Brunhilde hangt de godschanse dag in de Café Kaffeekunst ; een uur voor zijn bek-affe thuiskomst snel naar huis om de Kartoffeln te schillen. Neben kleinen Leckerneien zum zofortigen Verzehr oder zum Mitnehmen (volgt een opsomming van wat er te zien is in de verbouwde woonkamer) worden volgens mij niet de koffiedrinkende Duitse dames bedoeld. Maar je weet het nooit. We blijven in onze loopgraaf (= de gammele houten tafel) zitten om warm te worden. Dan weer de fiets op.

In de bijna vrieskou, maar achter een hoge heg beschut tegen de snerpend koude wind, eet ik mijn boterhammen met gebakken ei. Koud water uit de bidon om het goedje weg te spoelen. Frans eet niet minder smakelijk vanuit zijn fietstas. Immers: hart wie Kruppstahl moeten we worden, willen we volgend jaar met succes de kuitenbijters in de Pyreneeën en het Cantabrisch gebergte bedwingen. Want ook daar kunnen, zelfs in mei, nog arctische omstandigheden heersen.
De Fossa Eugenia wijst ons de weg richting Arcen, eindelijk weer vaderlandse bodem onder je. Frans trekt zijn béret basque nog maar eens wat vaster over zijn oren. Via de failliete Kasteeltuinen gaat het vervolgens richting Lomm en Velden. Hoog op de Maasoever, maar wel met de wind in de rug dit maal. De temperatuur houdt het bij 5 graden voor gezien.

Bij de veerpont Velden-Grubbenvorst aangekomen scheiden onze wegen. Ik steek de rivier over (niet zwemmend), en Frans fietst verder richting Venlo, c.q. Tegelen. Nog geen kwartier na thuiskomst lig ik in een warm bad. Na bijna 50 kilometer fietsen. En in de wetenschap dat de Duitse dames hun zoveelste homp Apfleltorte naar binnen werken. Nog een uur te gaan voordat er afgerekend hoeft te worden. Het was een zware dag.